Op de middelbare school werd Judith* (36) vreselijk gepest. Dat wilde ze nooit meer. Toch herhaalde de geschiedenis zich. Toen ze als docent aan de slag ging, begon het pesten opnieuw. Niet door leerlingen, maar door collega’s. ‘Het ergste vond ik nog dat niemand het voor me opnam.’
‘Het begon met één persoon’, start Judith haar verhaal. ‘Al gauw gingen er meer meedoen en stond ik alleen in de groep. Ze daagden me uit. Omdat ik autisme heb, neem ik sommige dingen letterlijk. Dat vonden ze blijkbaar erg grappig. Steeds vaker maakten ze opmerkingen om te zien hoe snel ze me op de kast konden krijgen en wanneer mijn grens bereikt was. Ik gaf aan dat ik het niet prettig vond, ook bij mijn manager. Maar hij deed net zo hard mee en vond dat ik me aanstelde. Aan het begin realiseerde ik me niet dat het pesten was, maar de bedrijfsarts gaf aan dat dit echt niet oké was.’
Buitengesloten
Zodra Judith aangaf dat ze het gedrag van haar collega’s niet fijn vond, nam het pesten toe. ‘Ze stopten niet. Het uitlokken gebeurde steeds vaker. De opmerkingen gingen ten koste van mij als persoon. Als ik geïrriteerd raakte, begonnen ze te lachen. Ze pakten me op mijn zwakke plek. Later werd ik ook buitengesloten. Ik werd als enige niet gevraagd voor de vrijdagmiddagborrel of als collega’s bijvoorbeeld na een kerstviering nog met elkaar naar de stad gingen. Docenten die lesgaven aan examenklassen mochten ook mee met de examenreis. Daarvoor werd ik nooit mee gevraagd, de rest wel. Ik gaf aan dat ik het ook leuk vond om betrokken te worden bij de activiteiten. De reactie van mijn collega’s was: “Daar pas jij niet bij.” Op een gegeven moment kwam ik er ook achter dat ik bepaalde relevante informatie miste. Toen bleek dat ik ook bij diverse vergaderingen niet werd uitgenodigd. Ik werd compleet buitengesloten. Ze wilden mij er niet bij hebben. Soms moet je als collega’s bij uitval ook last-minute een les overnemen. Vanwege mijn autisme vind ik dat schakelen lastig en krijg ik stress. Hoewel ik op een autismevriendelijke school werkte, moest ik dat wel verplicht doen. Later hoorde ik dat andere collega’s dat niet hoefde. Dat deed me verdriet. Alsof ze het erom deden. Een gesprek met de directeur maakte het ook niet beter. Hij vond dat ik niet goed communiceerde in het team en ik moest een verbetertraject doen. Aan het eind was de conclusie dat er geen verbetering was. Ik denk dat ze me er eigenlijk gewoon uit wilden werken. De coach vroeg de school om bewijs, maar dat kon ze niet leveren. Het advies van de bedrijfsarts was om weg te gaan, omdat het zo’n ongezonde omgeving was.’
Zes jaar
Toch bleef Judith werken op de school. ‘Zes jaar in totaal. De eerste jaren had ik niet door hoe erg het was, waardoor ik niet in actie kwam. De laatste jaren waren loodzwaar Er waren momenten dat ik dacht: waarom doe ik dit? Ik had zoveel verdriet en voelde me zo gekwetst. Ik ging slechter slapen. zag ertegenop om te werken en stond voortdurend onder spanning. Ik kreeg allerlei lichamelijke stressgerelateerde klachten, zoals pijn en vermoeidheid. Mijn zelfvertrouwen daalde naar een dieptepunt. Met een coach heb ik daar gelukkig aan kunnen werken. Ik nam me zelf ook van alles kwalijk. Had ik dit kunnen voorkomen? Waarom ben ik niet leuk genoeg? Waarom trek ik het me zo aan? Ik nam mezelf kwalijk dat ik ’s nachts wakker lag en overdag daardoor de lessen minder goed deed. De situatie maakte me ook onzeker en angstig: wat als het bij een volgende werkgever weer gebeurt? Ik kon dit werk volhouden omdat ik een stip op de horizon had. Ik ging bedrijfskunde studeren en wist dat ik het onderwijs uitging. Voor die korte periode naar een nieuwe werkplek gaan, vond ik niet eerlijk. Ook de leuke leerlingen gaven me kracht om door te gaan. In de tijd die mij nog restte, trok ik mijn eigen plan. Ik ging naar school voor de lessen, bleef in de pauze in mijn lokaal en ging direct naar huis om daar na te kijken. In de personeelskamer kwam ik niet meer. Dat was heel eenzaam.’
Vertrouwen
Uiteindelijk was het moment daar dat Judith de school verliet. ‘Leerlingen en ouders vonden het heel jammer dat ik ging. Docenten volgens mij niet. Van de meeste kreeg ik geen eens een hand bij mijn afscheid. Inmiddels heb ik een geweldige baan waar ik wordt gerespecteerd. In het begin was ik op mijn hoede en bezig met wat ik van mezelf liet zien en of ik überhaupt wel mezelf zou zijn. Door openheid te geven, kon ik dat loslaten. Nu ik zelf manager ben, let ik voortdurend op of er niemand gepest wordt. Ik wil niet dat een ander dit overkomt. Als dit wel bij iemand speelt, stap er dan uit. Ik denk dat het een illusie is dat het beter wordt. Je werkplek moet een veilige en fijne omgeving zijn. En die plekken zijn er echt! Heb daar vertrouwen in. Dan kun je het vertrouwen in jezelf en anderen weer terugvinden.’
*De echte naam is bekend bij de redactie.